o ppl p
Geen zachter balsem voor een zwaarmoedige geest, waar ik in deze oorlogsdagen wel eens last van heb, als een mooi optreden in een Folk club of café. Zo waren wij, Liesbeth, Mary-Ann en ik, in Koudekerk aan de Rijn bij een heerlijk optreden van Margot Merah. Zoek en vind haar! Een paar dagen later de lang verwachte boekpresentatie van ‘Troubadour, De Waag in Haarlem als muziekpodium’, geschreven door Peter Bruyn, natuurlijk in de Waag. De Uitgeverij Loutje trok er twee avonden voor uit en met muziek!
Peter Bruyn met Anneluus en Ruwald
De eerste avond voor genodigden met singer-songwriter Dan German die een geweldige keel kan opzetten en met zijn 4 liedje veel succes had, prachtig gitaarspel! David Rovics, eigenlijk een protestzanger die sociaal maatschappelijke liederen schrijft en zingt, was minder succesvol deze avond omdat hij zich niet beperkte tot 4-5 liedjes maar doorging en doorging met heftige teksten begeleid door zijn adhd-achtige spel op zijn mandoline. Wel waardeerde het publiek zijn lied ‘I’m A Better Anarchist Than You’.
Dan German David Rovics
Velen mochten uit handen van de schrijver een ‘eerste’ boek ontvangen. Natuurlijk de kinderen van de oprichter van De Waag-Taverne Cobi Schrijer; Anneluus en Ruwald. Ook de huidige programmeur van de Waag; Sjef Huurdeman, de latere eigenaar Folkclub de heer Schot, Paul Marselje, uitbater Stefan, de vroegere programmeur van de Folkclub Wim Polak en ook Joost Nuissel die als zanger ooit in de Waag is begonnen. Bert Schavemaker natuurlijk en ook ik kwam aan de beurt!
Sjef Huurdeman Wim Polak
Joost Nuissel Zea Anna Coogan
De avond daarna – ik mocht er beide avonden zijn- traden Zea en Anna Coogan op. Zea had prachtige liedjes in het Fries en begeleide zichzelf bijzonder op gitaar; heerlijk! Anna Coogan was al vaker in de Waag geweest en is een bijzonder enthousiast singer-Songwriter met een prachtige stem, ga haar eens zien! Het dak ging er bijna af.
De Waag, aan het Spaarne in Haarlem kent een lange geschiedenis die ergens in 1962 begon als Cobi Schreijer de folk club Waag Taverne opent. Aan mij ging dit allemaal voorbij, muziek speelde bij mij wel een rol maar ik had mijn richting nog niet gevonden. De enige keer dat ik in de-Waag-van-vroeger kwam was op een avond in april 1969. Neerlands Hoop in Bange Dagen traden die avond op in theater Haarloheim in Haarlem. Een legendarisch optreden want n.a.v. dit optreden werden zij landelijk bekend en stonden jaren achtereen in alle grote zalen. Aan het eind van dit optreden vroeg Freek de Jonge of ik wist waar de Waag was. Ik liep met hen mee naar de Waag waar ze ook nog een kort optreden gaven. Dat was mijn enige keer in de oude Waag, toen al geen club meer van Cobi Schreijer maar van de familie Schot. Heb ik Cobi dan nooit ontmoet?
Cobi
1977, of rond die tijd, ik was 26 jaar en verkeerde met een woongroep die in de Schagchelstraat woonde, een feministische woongroep van vier vrouwen. In die tijd opende het eerste ‘Blijf van mijn Lijf Huis’ in Haarlem waar deze vrouwen een groot aandeel in hadden. Ik herinner mij nog goed de nacht dat zij een pand in Haarlem gingen kraken voor het stichten van dat huis. Ik was er fier op dat ik de enige man was die er af en toe toegang tot had om wat klusjes te doen. Lennaert Nijgh, die veel mensen voorzag van een bijnaam eerde mij ook met de bijnaam; Vrouwenhuis-Cees. Op een dag kochten de vrouwen een stuk of zes hang- en legkasten bij V&D voor de bewoners van het Blijf van mijn Lijfhuis. Die zouden ze zelf wel even in elkaar zetten want dat moesten ze zelf wel kunnen en mannen mochten de locatie beslist niet weten. Toen de eerste kast kansloos uit elkaar was gevallen en de duvelgaatjes niet meer bruikbaar waren werd mijn hulp dan toch ingeroepen, ze hadden daar een hele avond over vergaderd en ruzie over gemaakt maar ik mocht komen. Toen ik binnenkwam keek de helft van de vrouwen mij met de nek aan, indringer die ik was: man! Ik heb de kasten in elkaar gezet en later nog wel eens de ingeslagen ramen (door agressieve echtgenoten) vervangen door gewapend draadglas. Tegenover het mooie pand waarin de vrouwen van de woongroep woonden was een eetgelegenheid waar Robert Long vaak te spotten viel omdat hij, geloof ik, er partner was. Cobi Schreijer werkte in die jaren succesvol met Robert Long samen. In dit jaar zegt zij dat ze het liefst alleen nog voor de vrouwenbeweging zou willen optreden. Maar in het vrouwengroepje waar ik vaak thuis was sprak men oneerbiedig over de salon-feministe Cobi Schreijer. Ik kende het lied ‘O lie olie ola, onze rijen groeien aan, we waren feministen, we waren feministen’ goed maar werd in vrouwengroepen die ik kende niet gezongen.
In die tijd had je bij de Woodbrookers in Bentveld een socialistisch vormingscentrum. Er werden daar femsoc-cursussen gegeven, immers; feminisme = socialisme! Maar er werden ook socialistische films vertoont. Zo gingen wij, de woongroep en ik, in mijn auto daar naar de film. Het ging over een vreselijk tehuis voor geestelijk gehandicapte mensen dat slecht gerund werd en er nogal wat geld van de overheid in de zakken van de leidinggevenden verdween en dus ten koste ging van de verzorging. Een communist ging daar werken en turnde de hele instelling ondersteboven en uiteindelijk werden de patiënten, zoals het betaamd in een socialistische film, heel gelukkig. Het parkeerterrein van de Woodbrookers was erg groot en prachtig waarin veel vliegdennen groeiden. Wij kwamen net uit het gebouw en stonden nog op de trappen terwijl een heel stuk verderop een vrouw bezig was een gehandicapte vriendin in haar auto te wurmen. Ze had moeite met de rolstoel in de kofferbak te krijgen, keek om haar heen en zag ….. mij! ‘Meneer, meneer, kunt u mij even helpen?’ Ik rende erheen en hielp Cobi Schreijer, ik herkende haar van foto’s, met de rolstoel. Toen ik terugkwam bij de vrouwengroep was er een doodse stilte. Ook in de auto deed niemand een mond meer open. Ik reed weg, maar even verder stopte ik, deed de motor uit en vroeg wat er in hemelsnaam aan de hand was? De salon-feminist had niet mij maar een vrouw moeten aanroepen voor hulp! Maar veel erger: ik begreep er dus niks van, ik had in al die tijd met hun samen er kennelijk nog niets van begrepen! Ik reageerde als een man! Als een domme ongeëmancipeerde man! Daar wilde mijn vriendin niets meer mee te maken hebben en de anderen konden niet veel anders dan solidair zijn. Thuis gekomen verdedigde ik mijn ‘begrijpelijke’ reactie. Uit woede en frustratie gooide mijn vriendin, die op dat moment mijn vriendin niet meer wilde zijn, het complete servies in stukken op de vloer. Met hulp van Cobi Schreijer eindigde daar mijn feministische periode, ik ben haar nog dankbaar, hoewel ik dat op dat moment nog niet zo voelde. Het zou mijn enige kennismaking met Cobi blijken te zijn.
De Teerling
Mijn muzikale opvoeding zou ik in de Teerling van Willem Polak krijgen, het zal 1975 geweest zijn. Door omstandigheden was ik niet zo bekend in het Haarlemse uitgaansleven en kwam min of meer toevallig in de Teerling terecht; ik controleerde mijn jongere zus waar ik voogd over was. Ik kwam er binnen en ontmoette er andere mensen dan ik gewend was, een beetje slordig en er werd wiet gerookt waar ik niet mee bekend was. Het waren vooral aardige mensen en ik ging er ‘nooit’ meer weg. Hier ontdekte ik het dartspel en de Folkmuziek, er werd Joni Mitchel gedraaid en Liege & Lief van Fairport. Op de donderdagen waren er folk optredens. Daar maakte ik o.a. een live-optreden van John Renbourn en Jacqui McShee mee van ooit Pentangle! Al snel maakte ik de posters en hing ze in andere cafés op en juli/augustus gingen we met een hele groep naar het Cambridge Folkfestival. Op dat festival hoorde ik Loudon Wainwright the 3th, Richard Thompson, The Albion Dance Band en b.v. Don McLean om er maar een paar te noemen. Maar ook de Teerling ging ter ziele, een grote klap. En de geschiedenis verordineert: we trouwden, kregen kinderen en scheidden.
De Waag van Stefan
Na mijn vijftigste woonde ik alleen in het centrum van Haarlem en kende eigenlijk niemand meer. Maar via het Wapen van Bakkenes en de Florijn, die ik kende uit de columns van Lennaert Nijgh in het HD, kwam ik oude vrienden weer tegen zoals Mary-Ann en Bert Schavemaker maar ook de oude Teerlingklant Lennaert. Via hen ontmoette ik mensen als Jozeph en Tineke, Fons en Dolly en Thera en Camiel. Toen de Waag in handen kwam van Stefan kwamen we allen daar op af als een bij op de honingpot. Er werden poëzieavonden georganiseerd (Sonja Kagie en Dries Havermans) en uiteindelijk ook een Ierse sessie éénmaal in de maand door Bert, maar ook het muziekpodium op de zondag. Na initiatieven van Siegfried van der Klugt en Fredie Kuiper werd ik gevraagd om het podium op zondag te programmeren. Ik heb dat met veel genoegen gedaan van 2003 tot 2009. December 2009 emigreerden Liesbeth en ik naar Curaçao waar we tot december 2015 bleven.
‘Nou, nog één liedje dan!’
Natuurlijk ben ik trots op het feit dat ik in dat mooie geschiedenisboek van de Waag gememoreerd ben! Wat een eer om aan die geschiedenis bijgedragen te hebben. En het was per slot de ‘mooiste tijd van mijn leven’. Nu heb ik meerdere ‘mooiste tijden’ maar dat terzijde. Ook ik kreeg het boek uitgereikt uit handen van de schrijver, hoe mooi! En welke muzikanten zijn mij het meest bijgebleven? Freddie White uit Ierland die Albert Niland introduceerde die ik zijn eerste optreden op het vaste land bezorgde (en vanuit Antwerpen naar Haarlem kwam rijden om op mijn uitzwaaifeestje te zijn toen ik naar Curaçao ging). Melanie Horsnell uit Australië die op wonderlijke wijze de zaal doodstil kreeg. Danny Guinan die met Ronald de Jong de zaal op zijn kop zette. John O’Dreams. Wizz Jones had ik een keer! Ewout Kieft met zijn band Goesting toen hij nog geen beroemd schrijver was. Ma Rain, de band van Marijn Wijnands die de drummer van Kane (Martijn Bosman) meenam; wat een optreden! Marieke de Jager. Ach zoveel lieve talentvolle singer-songwriters! (op de foto de huidige O’Dreams formatie met Ed Veltrop, Danny Guinan en John Fliereman)
Ik ken geen diepere emotie dan in een niet te grote zaal een muzikant te horen en zien spelen. En als dan het publiek geniet en de muzikant daardoor tot grote hoogte stijgt en het plezier van hem of haar afspat en ik mij realiseer dat ik dit samengebracht heb dan was er vaak een traan; wie ben ik dat ik dit doen mag.
Het staat allemaal in het boek Troubadour, prachtig geschreven door Peter Bruyn.
Niet in de Waag of de Teerling maar daags vóór de boekpresentatie in Folkclub Trouble Tree, Koudekerk ad Rijn.
Gerco Aerts Margot Merah Alan McLachlan