De hond leeft nog


Kocka af, bromt Moedertje Nadezhda en duwt de hond met haar been opzij. Ze trekt haar laarzen aan om een boodschap te gaan doen en kan de hond er niet bij hebben als ze naar de winkel gaat. Ze kleedt zich warm aan en trekt een wollen doek om haar hoofd. Op straat waait er een vuile wind; noordoost en de straat is modderig van een dunne regen. Er is onrust op straat, sommigen laden hun auto vol met huisraad, anderen zijn op weg naar het busstation en slepen tassen en koffers mee. In de verte zijn er schoten. ‘Moedertje moedertje, waar ga je naar toe?’, klinkt het. Maar Moedertje doet boodschappen. Ze vindt de deur van de kruidenier gesloten maar ziet de eigenaar scharrelen in zijn winkel. ‘Samman Kovalenko, doe open ik heb spullen nodig’, roept ze en bonkt op de deur. ‘Wat doe je nog op straat Moedertje, het is oorlog, de Russen komen’.  ‘Oorlog is het Samman, en al mijn hele leven komen de Russen dat is niks nieuws’.  ‘Ik ben gesloten’. ‘Dan ga je maar open want mijn koffie is zonder suiker niet te zuipen, ik moet suiker hebben. En kwark voor mijn Banush, een mens moet toch eten? En geef mij vlees voor de hond want die leeft ook nog’.  ‘Kom binnen, vlug. Och mens, het is een hopeloze toestand’.  ‘Onzin Samman, er is altijd hoop, zo waar als ik Nadezhda heet. Geef mij mijn spullen nou maar’. ‘Kwark heb ik niet wel polenta, maak daar je Banush maar mee, bij elkaar komt het op 334 grivna’. ‘Och hemeltje, vergeten, mijn geld vergeten. Schrijf het even op, ik ga niet twee keer door dit hondenweer’. ‘Ik kom het bij je halen vandaag of morgen…blijf tot dan in leven Moeder!’  Terwijl ze naar de deur loopt roept ze ‘beloofd’, en op dat moment gaat de deur open en komt Mykola Tabachnik binnen, uitbater van de tabaks-, blad en schrijfwaren zaak.

‘Moedertje, wat goed om je weer eens te zien, ik zie je eigenlijk nooit meer’.  ‘Mijn ogen kunnen niet meer lezen, mijn beste Mykola, ik heb bij jou geen zaak meer’.  ‘Duidelijk Moedertje Nadezhda, wat vervelend, maar wat een ramp dat jij op jouw leeftijd nog een oorlog meemaken moet want vluchten zal je niet meer kunnen, hoe oud ben je nu eigenlijk?’ ‘Lang geleden was ik zeventig beste, mijn man leefde toen nog, maar ik ben opgehouden met tellen. Ja, oorlog is het, hij komt maar gaat ook weer voorbij. Goeiendag allemaal, ik ga naar mijn koffie en mijn hond’.  En zo stapt Moedertje de winkel uit, op naar koffie met suiker en haar maatje Kocka.

‘Zo Kovalenko, je gaat dus weg, de grens over als je het haalt?’  ‘Ja, dat is de bedoeling. Ik ruim hier de boel op, ga geld innen bij mijn schuldenaren en wegwezen, de Russen komen snel, ben ik bang, jij blijft nog?’  Op dat moment dreunt er een enorme knal, de ruiten trillen in hun sponningen de vloer beeft het stof uit de naden, de deur klapt open. Als de mannen de schrik te boven zijn lopen ze behoedzaam naar de deur en kijken links en rechts naar buiten. Er moet een verdwaalde mortiergranaat ontploft zijn want even verderop ligt er een pui op straat en gaapt er een gat in het huis. Stilte verder, geen gekrijs geen geschreeuw, er moet niemand thuis geweest zijn. Maar dan zien ze iemand op straat liggen, en iemand weglopen. Ze rennen erheen.  ‘Godverdomme’, vloekt de kruidenier, ‘die Zhebrak is er met haar boodschappen vandoor, Goddomme, ze had het beloofd’.  ‘Wat beloofd?’  ‘In leven te blijven…tot dat ik haar schuld zou komen ophalen’.  ‘Godverdomme’, vloekt nu ook Tabachnik, en trekt een biljet van 500 uit zijn binnenzak, ‘hier, haar schuld’.  ‘Vijfhonderd is te veel’, stamelt de kruidenier die het geld aanpakt. ‘Ja, vijfhonderd is te veel, over een uur genoeg en over twee uur te weinig.  Maar goed, geef mij er maar vlees voor, de hond leeft nog!’


3 reacties op “De hond leeft nog”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *